Nu het schemerde zag Joris in de huizen lampjes aan floepen. Maar in sommige huizen bleef het donker. Daar woonde niemand. En nu Joris goed keek waren dat best veel huizen. Minstens de helft. Ze stonden daar maar leeg te staan en hij vroeg zich eigenlijk voor het eerst af waarom.
Het zal je maar gebeuren… dat je de zoon bent van de burgemeester van Bofstad, een stad met supermooie huizen, fonteinen en grote ijstaarten. En iedereen is gelukkig! Of zit het toch anders?
Joris woont met zijn vader en dienstmeisje Nina in zo’n mooi huis. Hij vraagt Nina waarom er ook huizen zijn die leeg staan. Nina herinnert zich een lied dat haar vader vroeger zong. Een geheimzinnig lied dat ze nu voor Joris zingt.
De burgemeester besluit te trouwen met juffrouw Drakenstein. Joris weet niet goed wat hij daarvan moet denken, want zo aardig vindt hij haar niet. Op een dag wordt de juffrouw ontzettend boos op Nina als ze het mooie lied weer zingt. Nina schrikt zo dat ze vlucht.
Waarom mocht Nina dat liedje niet zingen? Joris probeert zich de tekst de herinneren: ‘Onder de grond loopt een trap naar beneden, een groot houten luik verbindt beide steden.’
Wat betekenen die woorden? Hij gaat naar de kelder en vindt een houten luik in de grond. Hij kruipt erin, valt en belandt in Pechstad. En daar is iets geks aan de hand. Pechstad lijkt enorm op Bofstad, maar in Pechstad staan de straten vol plassen, is geen eten in overvloed en werken de fonteinen niet.
Joris ontmoet Glip, een meisje bij wie hij mag blijven eten. Joris ziet hoe ze met een heel groot gezin in een klein huis wonen.
De Stakkers schrokten hun pechprut naar binnen. En toen hun kommetjes leeg waren, likten ze die uit. Na de pechprut kreeg Joris een scheut van een wit goedje in zijn kommetje. Zomaar op de restjes prut. Verbaasd keek hij ernaar.
‘Heb je nog nooit yoghurt gehad?’ vroeg Glip.
Joris had er zelfs niet eens van gehoord. En toen hij het proefde bleek het al net zo zuur als dat het rook. Heel anders dan de ijstaarten en puddinkjes die hij thuis als toetje kreeg.
Dit fragment laat goed zien dat Joris er niet zomaar vanuit kan gaan dat iedereen het net zo goed heeft als hij.
Dan gebeurt er iets wonderbaarlijks. Glips opa, die al tijden niks zegt en tijdens het eten in zijn leunstoel blijft slapen, zegt luid en duidelijk tegen Joris: ‘Ga naar de vuurtoren.’ Bofkont Joris en Stakker Glip gaan samen via het Pechpad op avontuur.
Een bofkont is Pechstad is geschreven door Thijmen Gijsbertsen. Hij wilde als kind al kinderboekenschrijver worden. Hij heeft ook een vervolg op dit boek geschreven: Joris en het reuzenraadsel. De illustraties zijn van Marja Meijer.
Tip voor leerlingen
Ga in gesprek met het groepje dat het boek Arme Rijk geeft gelezen. Joris en Rijk zijn allebei ergens te gast voor het avondeten. Maar ze hebben allebei een heel andere ervaring. Wat is het verschil?